Intern verslag 74

Vughterstraat 291-295 (Westwal 54)


Naar aanleiding van de vondst van de resten van een traptoren achter Vughterstraat 295 aan de Westwal werd in juni 2000 oriënterend literatuur- en archiefonderzoek verricht. Dit onderzoek leverde geen directe aanwijzingen op voor de aanwezigheid van imposante bebouwing op die plek. J. en A. Mosmans vermelden in hun Oude namen van huizen en straten te 's-Hertogenbosch (2de druk; 's-Hertogenbosch 1907), nr. 1012, hier een tuin, waar later een huis op gebouwd werd dat de naam van het buurhuis Vughterstraat (291-)293 kreeg, namelijk Den Bril. In de achttiende eeuw stond op dit terrein aan de toenmalige Vughterdijk al een huis dat Den Bril genoemd werd. De huizen ernaast waren De Pijp (thans Vughterstraat 297) en 't Swaenije (Vughterstraat 289), zoals blijkt uit het cijnsregister van 1728.1
Het complex Den Bril behoorde overigens wel tot de grotere percelen in dit deel van de straat. Er werd een cijns uit betaald aan de domeinen van 14 stuivers en 2 penningen. De belendende percelen betaalden op zijn hoogst enkele stuivers. In een transportakte van 29 mei 1780 werd het complex beschreven als
huys en erve genaamd Den Bril binnen dese stad op den Vugterendyk neffens huys en erve van Petrus Appelboom ex uno en neffens dat van de queesel Van Keulen ex alio, strekkende voor van de straat agterwaarts tegens de wal.2
Het werd toen voor de som van 800 gulden door de kinderen van Arnoldus van Roessel, wonende in Oisterwijk, overgedragen aan Gerardus van Gogh, koopman in kruidenierswaren. Het huis was Arnoldus van Roessel, die tezelfdertijd eerst afstand deed van zijn vruchtgebruik, aangekomen van zijn inmiddels overleden vrouw Jacomyna ter Meer, die het op haar beurt had geërfd van haar. ouders. Het complex werd op 28 mei 1786 door genoemde Van Gogh voor 1000 gulden overgedragen aan Hendrik Lemmens.3 Omschrijving, belendingen en lasten waren gelijk aan die uit 1780.
Aangezien de overdrachtsakten van 29 mei 1780 geen specifieke aankomsttitel vermelden, was het niet mogelijk om binnen de marges van dit oriënterend onderzoek nadere oudere gegevens over het perceel te verkrijgen. In het verpondingsregister van 1654 was het getaxeerd op 106 pond - aanzienlijk meer dan de belendingen - en stond het op naam van Christaan van Boxtel.4
Overigens bieden de uit het complex betaalden renten aan de rentmeester van de geestelijke goederen, samen ten bedrage van 2 gulden, 6 stuivers en 10 penningen (gekapitaliseerd op 145 gulden, 18 stuivers en 12 penningen) wél een aanknopingspunt voor verder archiefonderzoek.
1.RANB, Raad- en rentmeester-generaal 282 (cijnsregister 1728-1810), fol. 209-209v.
2.GAH, Rechterlijk archief 1768, fol. 225v-227.
3.GAH, R 1776, fol. 104.
4.ARA, Raad van State 2135 (verpondingsregister 1654), fol. 213.

Martin W.J. de Bruijn, 15 juni 2000